anatomie niels 1

Primary tabs

elke belmans's picture

test

Subjects: 

Bookmark to learn: Login to use bookmarks.

Bookmark to learn: Login to use bookmarks.

Add to collection ... add anatomie niels 1 to your collections:

Help using Flashcards ...just like in real life ;)

  1. Look at the card, do you know this one? Click to flip the card and check yourself.
  2. Mark card Right or Wrong, this card will be removed from the deck and your score kept.
  3. At any point you can Shuffle, Reveal cards and more via Deck controls.
  4. Continue to reveal the wrong cards until you have correctly answered the entire deck. Good job!
  5. Via the Actions button you can Shuffle, Unshuffle, Flip all Cards, Reset score, etc.
  6. Come back soon, we'll keep your score.
    “Repetition is the mother of all learning.”
  7. Signed in users can Create, Edit, Import, Export decks and more!.

Bookmark to learn: Login to use bookmarks.

Share via these services ...

Email this deck:

Right: #
Wrong: #
# Right & # Wrong of #

lange vezels vormen de Mm SPINALES

• Hun oorsprong en insertie zit eveneens tussen twee processus spinosi, maar nu worden meerdere segmenten overbrugd. Ze liggen vooral thoracaal.

korte vezels vormen de Mm ROTATORES (brevi & longi).

• Ze nemen oorprong op de processus transversus
• De vezels insereren op de basis van de processus spinosus hoger
• Ze staan in voor een contralaterale rotatie (per segment is dit weinig)

middellange vezels vormen de Mm MULTIFIDI

• Ze nemen oorsprong op de processus transversus en homologen van sacraal tot cervicaal, tot C2.
• De vezels insereren op de processus spinosus van 3 of 4 segmenten hoger.
• De contralaterale rotatie is minder uitgesproken. Er is meer lateroflexie

langste vezels vormen de Mm SEMISPINALES.

• Ze nemen oorsprong op de processi transversi op thoracaal niveau.
• Hun insertie is op de processi spinosi, 5 of 6 segmenten hoger, tot aan de schedel.
• Er is vooral een lateroflexie, met wat contralaterale rotatie

korte vezels vormen de Mm INTERTRANSVERSARII MEDIALES (vroegere dorsales).

• De oorsprong en insertie bevindt zich tussen twee opeenvolgende processus transversi op lumbaal niveau (let op: deze spieren zijn zeer klein).
• Ook zij krijgen bezenuwing vanuit de dorsale takjes van de Nn. spinales, wat niet het geval is voor de laterale tegenhangers: deze liggen tussen de grotere processi costarii en zijn dus eerder te verglijken met Mm. intercostales.
• Ze staan in voor lateroflexie (unilateraal) en dorsiflexie (bilateraal

Het pars thoracis wordt hier vereenvoudigd voorgesteld

De vezels nemen oorsprong op de fascia thoraco-lumbalis, de massa communis, en de processus transversi van de onderste thoraxhelft.

Ze insereren op de processus transversi in de bovenste thoraxhelft

Het pars cervicis.

De vezels nemen oorsprong op de processus transversi in de bovenste thoraxhelft (C6-T6).

Ze insereren op de tubercula dorsalia van de bovenste cervicaalwervels, van C2 tot C5.

De korte spieren zijn de MM LEVATORES COSTARUM of MM TRANSVERSO-COSTALES (long & breves

De vezels nemen oorsprong op de angulus costae, van T1 tot T12.

Ze insereren op de processus transversi van C7 tot T11.

Ze heffen zoals hun naam aangeeft de ribben en helpen dus wat bij de inademing (vgl. de Mm. intercostales externi die een parallel vezellverloop hebben).

Het pars lumborum. – de lange heten de M ILIOCOSTALIS

De vezels nemen oorsprong op het lateraal deel van het sacrum,

de crista iliaca en de de fascia thoracolumbalis,

Ze nemen insertie op de bovenste processus costarii, de angulus costae en de fascia thoracolumbalis in de onderste thoraxhelft.

Het pars thoracis . – de lange heten de M ILIOCOSTALIS

De vezels nemen oorsprong op de angulus costae in de onderste thoraxhelft.

Ze insereren eveneens op de angulus costae, maar dan in de bovenste thoraxhelft.

Het pars cervicis. – de lange heten de M ILIOCOSTALIS

De vezels nemen oorsprong op de angulus costae in de bovenste thoraxhelft.

Ze insereren op de tubercula dorsalia, van C4 tot C7.

M RECTUS CAPITIS POSTERIOR MINOR (Inn: N. suboccipitalis, C1) (spinaalsysteem)

Zijn vezels nemen oorsprong op het tuberculum posterius atlantis.

Ze insereren onder de linea nuchae inferior van het os occipitale.

Ze zorgt voor extensie (bilat), met wat lateroflexie (unilat)

M RECTUS CAPITIS POSTERIOR MAIOR (Inn: N. suboccipitalis, C1) (spinaalsysteem)

Zijn vezels nemen oorsprong op de processus spinosus Axis.

Ze insereren op het middendeel van de linea nuchae inferior.

Ze fungeert zoals de minor.

M OBLIQUUS CAPITIS SUPERIOR (Inn: N. suboccipitalis, C1) (spinaalsysteem)

Zijn vezels nemen oorsprong op de processus transversus Atlas

Ze insereren op het os occipitale, veel meer naar achter, lateraal en boven de M. rectus capitis posterior major (de spier verloopt sterk naar achter, vandaar de term obliquus).

Ze zorgt voor een contralaterale rotatie van het hoofd, tezamen met lateroflexie.

M OBLIQUUS CAPITIS INFERIOR. (Inn: N. suboccipitalis, C1) (spinaalsysteem)

Zijn vezels nemen oorsprong op de processus spinosus Axis.

Ze insereren op de processus transversus atlantis. Daarom verdient de spier de naam “capitis” niet echt.

Ze zorgt voor een ipisilaterale rotatie van C1 t.o.v. C2

korte vezels vormen de Mm INTERSPINALES.

Hun oorsprong en insertie ligt op twee opeenvolgende processus spinosi en liggen vooral cervicaal en lumbaal

M SEMISPINALIS CAPITIS: (innervatie : Nn. subocc & occ major C1-C2)

Zijn vezels nemen oorsprong op de processus transversus van C4-C7 en van T1-T4. Dit is redelijk naar ventraal.

Ze nemen insertie op de mediale helft van het veld tussen linea nuchae inferior en superior.

Ze zorgt voor een ipsilaterale lateroflexie en een contralaterale rotatie

De M LONGISSIMUS CAPITIS ligt meer naar lateraal:

(innervatie: Nn. subocc, occ major & occ tertius C1-C3)

Zijn vezels nemen oorsprong op de tubercula dorsalia van C4 tot C7 en van de processus transversi van T1 tot T4. Ook dit is vrij ventraal.

Zijn vezels insereren boven de processus mastoideus, lateraal van de oorsprong van de M. digastricus.

De werking is vergelijkbaar met de M. semispinalis capitis

De M. intertransversarius

M OBLIQUUS CAPITIS SUPERIOR

pars cervicis (innervatie: N. occipitalis tertius, C3). - M SPLENIUS

Zijn vezels nemen oorsprong op de processus spinosi van T3-T5.

Ze insereren op de tubercula posteriora, processus transversus van C1-C3.

De spier zorgt voor een ipsilaterale lateroflexie en rotatie van de cervicale wervelzuil (unilateraal). Er is ook dorsiflexie (bilateraal).

pars capitis (innervatie : Nn. subocc, occ major & occ tertius C1-3). - M SPLENIUS

Zijn vezels nemen oorsprong op de processus spinosi van Th3 tot Th1, vanaf C7 naar craniaal en dan via het ligamentum nuchae tot op C3.

Ze insereren op de laterale smalle helft van het veld tussen linea nuchae inferior en linea nuchae superior, tot op de processus mastoideus.

De werking is dezelfde als de cervicis, maar nu rechtstreeks op de schedel

spier neemt in de nek de rol van de fascia thoracolumbalis waar

De begrenzing wordt gevormd door de FASCIA THORACOLUMBALIS

De M. splenius cervicis omvat de pars capitis van de M. longissimus.

De M. splenius capitis ligt hoger dan de vorige en overlapt deze gedeeltelijk.

De mediale rand laat een driehoek vrij, met basis naar craniaal en de punt naar caudaal (waar hij zijn homoloog ontmoet). In deze driehoek is de M. semispinalis capitis zichtbaar met zijn craniocaudale vezels.

Alleen de M RECTUS CAPITIS ANTERIOR is zuiver segmentair. (Inn: ventrale takjes van N. spinalis C1)

De vezels nemen oorsprong op de voorzijde van de massa lateralis atlantis.

Ze insereren naast het tuberculum pharyngeum, juist voor het foramen magnum.

De vezels verlopen vlak voor het gewricht.

Werking: anteflexie en lateroflexie van het hoofd

Er zijn twee plurisegmentaire spieren in deze groep:

De M LONGUS COLLI. (Inn: takjes uit C2-C6)

De laterale vezels nemen oorsprong op de laterale voorzijde van de wervellichamen van C1 tot Th3 (sommige tekstboeken keren O en I om). De mediale vezels verbinden de corpora van C3-Th2.

Ze insereren op de basis van de tubercula ventralia C2-3 tot C5-6.

De spier ligt in een goot tussen de tubercula ventralia en de corpora. Ze heeft zowat de vorm van een driehoek met de basis naar de middellijn.

Werking: beide: anteflexie van de CWZ

eenzijdig: ipsilaterale rotatie en lateroflexie van de CWZ

Er zijn twee plurisegmentaire spieren in deze groep:

En de M LONGUS CAPITIS. (Inn: C1-C4)

De vezels nemen oorsprong op de tubercula ventralia, juist lateraal van vorige, van C3 tot C6.

Ze insereren naast tuberculum pharyngeum, voor de M. rectus capitis anterior op het os occipitale.

Werking: anteflexie van het hoofd + ispilaterale rotatie

De PARAVERTEBRALE halsspieren of de SCALENUS groep:

De zuiver segmentaire groep bestaat uit de Mm INTERTRANSVERSARII ANTERIORES CERVICIS (Inn: kleine dorsale en ventrale takjes van de N. spinalis op die hoogte)

De vezels nemen oorsprong en insertie op de tubercula ventralia, behalve tussen de Atlas en de Axis.

De PARAVERTEBRALE halsspieren of de SCALENUS groep:

De paravertebrale plurisegmentaire groep bestaat uit de:

M SCALENUS ANTERIOR. (Inn: ramus ant C5-C6)

Deze neemt oorsprong op de tubercula ventralia van C3 tot C6.

De vezels nemen insertie op het tuberculum musculi scaleni op de 1° rib.

De PARAVERTEBRALE halsspieren of de SCALENUS groep:

De zuiver segmentaire groep bestaat uit de M RECTUS CAPITIS LATERALIS. (Inn: takjes van N. spinalis C1-C2)

De vezels nemen oorsprong op de basis van het tuberculum ventrale atlantis (dit is het ribgedeelte van de processus costotransversarius).

Ze nemen insertie op de processus jugularis van het os occipitale (naast de condylus occipitalis, juist achter het foramen jugulare).

De PARAVERTEBRALE halsspieren of de SCALENUS groep:

De paravertebrale plurisegmentaire groep bestaat uit de: M SCALENUS MEDIUS. (Inn: ramus ant C5-C7)

Deze spier neemt oorsprong op de tubercula dorsalia van C2 tot C7.

Ze hecht zich op de eerste rib, soms ook op de tweede rib, achter de sulcus arteriae subclaviae.

De PARAVERTEBRALE halsspieren of de SCALENUS groep:

De paravertebrale plurisegmentaire groep bestaat uit de: M SCALENUS POSTERIOR. (Inn: C7-C8) – deze spier ontbreekt soms.

De spier neemt oorsprong op de tubercula dorsalia van C5 tot C7

De vezels nemen insertie op de 2° en 3° rib.

RECTUS GROEP VAN DE HALS (zgn INFRAHYALE halsspieren).

M THYROHYOIDEUS. (Inn: C1, waar deze vervlochten is met de N. XII)

Deze neemt oorsprong op de linea obliqua van het schildkraakbeen.

De vezels insereren op het cornu maius van het os hyoideum, van de top tot de basis.

RECTUS GROEP VAN DE HALS (zgn INFRAHYALE halsspieren).

M STERNOTHYROIDEUS. (Inn. Ansa cervicalis)

Deze neemt oorsprong op de diepe zijde van het manubrium sterni, ter hoogte van het eerste ribkraakbeen, tot tegen de middellijn.

De vezels insereren op de linea obliqua van het cartilago thyreoidea.

De spiervezels hebben een vrijwel verticaal verloop.

De oppervlakkige ondergroep bestaat eveneens uit twee spieren. Hierbij zijn alleen de mediale en laterale randen bewaard.

M STERNOHYOIDEUS. (Inn. Ansa cervicalis, C1-C3)

Deze neemt oorsprong op de diepe zijde van manubrium sterni, ter hoogte van de Art. sternoclavicularis, en op het sternale uiteinde van de clavicula.

De vezels insereren op het corpus van het os hyoideum, hoog in de hals.

De oppervlakkige ondergroep bestaat eveneens uit twee spieren. Hierbij zijn alleen de mediale en laterale randen bewaard.

M OMOHYOIDEUS. (Inn. Ansa cervicalis, C1-C3, venter superior vooral uit de craniale tak van de ansa, venter inferior vooral uit de caudale tak)

Deze spier bestaat uit een venter superior en venter inferior, verbonden door een cylindrische tussenpees die fungeert als insertie.

De venter inferior neemt oorsprong op het ligamentum transversum scapulae, boven op het schouderblad.

De venter superior neemt oorsprong op het corpus ossis hyoideus, juist lateraal van de insertie van de M. sternohyoideus.

De twee spierbuiken vormen een stompe hoek, ter hoogte van de tussenpees. De venter superior is bijna verticaal gelegen, terwijl de venter inferior meer horizontaal verloopt. De oorzaak hiervan is de fascia colli media, of de lamina pretrachealis van fascia cervicalis. Deze ligt rond de spier gewikkeld.

°) De autochtone borstspieren en hun lumbale homologen.

De unisegmentaire spieren schermen de intercostaalspleten af

Mm INTERCOSTALES INTERNI, INTIMI en EXTERNI.

MM INTERCOSTALES INTERNI.

De vezels nemen oorsprong op de diepe bovenrand van de ribben.

Ze insereren op de diepe rand van de sulcus costae.

De vezels verlopen van sternum tot aan de angulus costae. Vandaar tot de wervels worden ze aangevuld door het membrana intercostalis interna.

1°) De autochtone borstspieren en hun lumbale homologen.

De unisegmentaire spieren schermen de intercostaalspleten af

Mm INTERCOSTALES INTERNI, INTIMI en EXTERNI.

MM INTERCOSTALES INTIMI.

De vezels nemen oorsprong op de bovenrand van de onderliggende rib.

Ze insereren op de crista costae.

De vezels vormen een scherm van de sternaalrand tot oksellijn.

Ze liggen tussen de intimus en de internus; hiertussen bestaat namelijk een prismatische ruimte met basis naar de sulcus toe: daar liggen de V., A. en N. intercostalia.

1°) De autochtone borstspieren en hun lumbale homologen.

De unisegmentaire spieren schermen de intercostaalspleten af

Mm INTERCOSTALES INTERNI, INTIMI en EXTERNI

MM INTERCOSTALES EXTERNI.

De vezels nemen oorsprong op de crista costae van de bovenliggende rib.

Ze nemen insertie op de buitenrand van de bovenzijde van de onderliggende rib.

Dorsaal worden de vezels aangevuld door Mm. levatores costarum. Ze hebben dezelfde vezelrichting. Daardoor zouden ze de ribben heffen.

Ventraal bestaat de voortzetting door de membrana intercostalis externa, waardoorheen de Mm. intercostales intimi te zien zijn.

MM INTERTRANSVERSARII LATERALES LUMBORUM (Inn: ventrale takjes van de N. spinalis op die hoogte – om die reden zijn ze geen autochtone rugspieren zoals hun mediale tegenhanger, maar analogen van de Mm. intercostales)

De vezels nemen oorsprong en insertie tussen de opeenvolgende processus costarii.

De spiertjes doen de wervelkolom zijwaarts buigen.

Ze liggen ventraal van de Erector trunci en dorsaal van de M. psoas

LANGS DE BINNENZIJDE vinden we ventrale en dorsale elementen

De dorsale spieren zijn de Mm SUBCOSTALES. We kunnen ze aanzien als overspringende Mm. intercostales interni. (Inn: nervi intercostales)

De vezels nemen oorsprong op de binnenzijde van de angulus costae, op niveau 6 tot 12, aan de mediale rand van de Mm. interni.

Ze nemen insertie op de angulus costae, 1-2 ribben hoger.

Ze completeren de laag van de interni naar mediaal. Mediaal van de Mm. subcostales ligt de membrana intercostalis interna.

Werking: de spier staat waarschijnlijk in voor de uitademing, omwille van het vezelverloop (parallel aan de interni).

ANGS DE BINNENZIJDE vinden we ventrale en dorsale elementen

Het ventrale element is de M TRANSVERSUS THORACIS. Deze is het homoloog van de Mm. intercostales interni. (Inn: nervi intercostales)

De oorsprong bestaat uit meerdere koppen, op de processus xiphoideus en de onderste helft van de binnenzijde van het sternum.

De vezels insereren op de binnenzijde van de onderrand van de ribkraakbeenderen 2 - 6.

Naarmate de koppen lager liggen worden ze meer horizontaal:

De bovenste kop is vrijwel verticaal gericht;

De onderste kop is vrijwel horizontaal: van de onderrand van het sternum naar cartilago costalis 6. Dat is parallel met de vezels van de M. transversus abdominis die er vlak onder ligt.

LANGS DE BUITENZIJDE.

MM SERRATl POSTERIORES

M SERRATUS POSTERIOR SUPERIOR. (Inn: Nn. intercostales T1-T4 (*)

De vezels nemen oorsprong op de processus spinosi C6-7 en T1-2.

Ze nemen insertie lateraal van de de anguli costae 2-5.

De spierbuik is plat en dun; ze ligt binnen een ontdubbeling van de fascia thoracolumbalis, die ze spant in haar thoracaal deel.

LANGS DE BUITENZIJDE.

MM SERRATl POSTERIORES

M SERRATUS POSTERIOR INFERIOR. (Inn: Nn. intercostales T9-T12)

De vezels nemen oorsprong op de processi spinosi T11-12 en L1-2 (*)

Ze insereren op de anguli costae 9-12.

De oorsprongspees ligt vast op fascia thoracolumbalis. De spier ligt eveneens binnen de fascia thoracolumbalis.

M QUADRATUS LUMBORUM (Inn: ventrale takken T12-L3 of 4)

Men onderscheidt drie delen.

Pars ventralis: dit deel ligt het meest lateraal en constant.

De vezels nemen oorsprong op het dorsale kwart van het labium internum van de crista iliaca, en op het Lig. iliolumbale.

Ze insereren op de onderrand van de 12° rib

M QUADRATUS LUMBORUM (Inn: ventrale takken T12-L3 of 4)

Men onderscheidt drie delen.

De pars intermedia en dorsalis zijn zeer variabel ontwikkeld en bestaan uit bundels die niet de volledige afstand overbruggen

Ze nemen oorsprong op de toppen van de processus costarii.

Ze insereren op het Lig. iliolumbale en crista iliaca.

M QUADRATUS LUMBORUM (Inn: ventrale takken T12-L3 of 4)

Men onderscheidt drie delen

De spier ligt voor de fascia thoracolumbalis. De fascia van de M. quadratus lumborum hecht zich

Vooraan op de processus costarii.

Dorsaal op het diepe blad van de fascia thoracodorsalis. Van dit diepe blad neemt de M. transversus abdominis mede oorsprong

(Lig. lumbocostale.

Bovenaan hecht deze fascia tegen de 12° rib

Onderaan op crista iliaca en het Lig. iliolumbale.

Subjects: